Pierre-Louis Flouquet

Geboren 1900
- Dood 1967
Pierre-Louis Flouquet
Biography

Pierre-Louis Flouquet komt in 1909 met zijn ouders naar Brussel. In 1914 schrijft hij zich in aan de Brusselse academie, waar hij zal studeren tot in 1919. In datzelfde jaar deelt hij met René Magritte een atelier. De eerste werken van Flouquet tonen een sterke invloed van het kubisme en het futurisme, dat hij in 1920 tijdens zijn legerdienst in Parijs leert kennen.

Terug in Brussel sticht hij samen met Pierre Bourgeois en Karel Maes het tijdschrift 7 Arts, waarin ze het modernisme verdedigen. In 1925 stelt Flouquet tentoon in de beroemde galerij Der Sturm in Berlijn, waar ook Marthe Donas haar werk toont. Ook in 1925 richt hij samen met Marcel-Louis Baugniet en Jean-Jacques Gaillard de groep L’Assaut op. Vanaf 1928 evolueert zijn werk naar een figuratief expressionisme, maar begin jaren dertig houdt hij op met schilderen en engageert hij zich vooral als criticus, architectuurjournalist en dichter. In 1930 richt hij samen met Pierre Bourgeois, Maurice Carême, Georges Linze, Edmond Vandercammen en Géo Norge het Journal des Poètes op.

 

Bron: Letterenhuis Antwerpen

 

CC-BY-NC (Creative Commons 4.0)

Constructie nr. 34
[Féminité]
Gravures sur lino
L'Opération
Titelblad
Zonder titel. Linosnede uit de reeks 9 Gravures sur lino
Zonder titel. Linosnede uit de reeks 9 Gravures sur lino
Zonder titel. Linosnede uit de reeks 9 Gravures sur lino

Marc Eemans

Geboren 1907
- Dood 1998
Marc Eemans, collectie Letterenhuis, Antwerpen.
Biography

Marc Eemans komt op het Koninklijk Atheneum in Brussel in contact met de Duitse romantiek, met Wagner in het bijzonder. Hij ontpopt zich tot een veel lezende intellectuele schilder en dichter.

Via Geert van Bruaene ontmoet hij onder anderen Paul van Ostaijen. Als kunstschilder experimenteert hij aanvankelijk in constructivistisch-abstracte zin. Hij leest het eerste surrealistische manifest van André Breton en sluit zich in 1925 aan bij de surrealistische kunstenaars Dali en Magritte, met wie hij gezamenlijke exposities houdt.

In 1930 debuteert Eemans als dichter met Vergeten te worden: 10 lijnvormen, beïnvloed door 10 woordvormen. Hij raakt onder de invloed van het symbolisme en noemt zijn poëzie ‘Gnostisch surrealisme’. In 1938 publiceert hij in die zin de dichtbundel Wola’s visioen.

Zijn artistieke en politieke stellingname tijdens de Tweede Wereldoorlog leidt tot een breuk met Magritte en anderen. Hij wordt wegens collaboratie veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf. In 1975 verliest hij nog een smaadproces hierover van Marcel Mariën.

Eemans schrijft naast dichtbundels, werken over diverse onderwerpen, zoals de moderne schilderkunst en de architectuur. Hij publiceert Anthologie de la mystique aux Pays-Bas.

 

Bron: Letterenhuis Antwerpen

 

CC-BY-NC (Creative Commons 4.0)

Floris Jespers

Geboren 1889
- Dood 1965
Floris Jespers, collectie Letterenhuis, Antwerpen.
Biography

Tijdens het interbellum wordt Floris Jespers gerekend tot de tenoren van de modernistische schilderkunst in België. Tijdens en kort na de Eerste Wereldoorlog behoort hij, samen met zijn broer, de beeldhouwer Oscar Jespers en de dadaïst Paul Joostens, tot de kring rond de dichter-criticus Paul Van Ostaijen, die de invloed van het Europese fauvisme, expressionisme, kubisme en futurisme ondergaat. In de jaren twintig sluit hij zich aan bij de in Brussel opererende groepen Sélection en Centaure. Door critici in binnen- en buitenland wordt hij in één adem genoemd met Permeke, De Smet en Van den Berghe als toonaangevende ‘Vlaamse expressionisten’. Zijn ‘post-expressionistisch’ werk is uiterst gevarieerd door zijn meesterschap in verschillende media. Naast de olieschilderijen ontstaan talrijke tekeningen, etsen en schilderijen (achter glas) waarin landelijke thema’s afwisselen met circustaferelen. In zijn satirisch geïnspireerde stedelijke thema’s stileert hij vaak met een naar het art-deco neigend formalisme. De ‘bange jaren dertig’ brengen een kentering: Jespers maakt een ommezwaai naar een traditiegebonden schilderkunst. Series ‘Vlaamse en Waalse landschappen’, stillevens en portretten vormen een terugkeer naar een ‘specialistische’ schilderkunst, terwijl hij toch ook een bijdrage levert aan de heropleving van de monumentale kunst door zijn tapijtontwerpen voor de wereldtentoonstellingen in Parijs en New York. Kort na de Tweede Wereldoorlog vindt Jespers opnieuw aansluiting bij het internationale modernisme, om zich vervolgens in de jaren vijftig te herbronnen met de ‘Congolese schoonheid’, een nieuw hoogtepunt.

 

Bron: Letterenhuis Antwerpen

 

CC-BY-NC (Creative Commons 4.0)

Prosper De Troyer

Geboren 1880
- Dood 1961
Prosper De Troyer
Biography

Prosper de Troyer is in 1892 leerling van de Sint-Lucasschool in Oostakker. Hij krijgt les van verschillende beeldhouwers in Gent. Hij leert daar Gustave van de Woestijne kennen. Tot 1909 volgt hij avondlessen aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Mechelen en leert daar in 1914 Rik Wouters kennen. Tijdens WOI neemt hij deel aan de tentoonstellingen van de kunstkring Doe Stil Voort . In Mechelen is De Troyer medeoprichter van de kunstkring Van Onzen Tijd. Hij sluit zich ook aan bij de Antwerpse kunstkring Moderne Kunst. Aanvankelijk onder invloed van de werken van Eugène Laermans en Jacob Smits, evolueert De Troyers werk via het fauvisme naar futuristische composities en naar de geometrische abstractie van Jozef Peeters. Rond 1922 stapt hij af van de abstractie en maakt enkel nog figuratief expressionistische werken. Is bevriend met Michel van Ghelderode.

 

Bron: Letterenhuis Antwerpen

 

CC-BY-NC (Creative Commons 4.0)

ELT Mesens

Geboren 1903
- Dood 1971
ELT Mesens, collectie Letterenhuis, Antwerpen (archief van André de Ridder).
Biography

Geen biografie voorhanden.

Victor Servranckx

Geboren 1897
- Dood 1965
Victor Servranckx
Biography

Victor Servranckx is na Georges Vantongerloo de internationaalste en wellicht productiefste van de eerste generatie abstracte kunstenaars in België. Zijn tentoonstelling van 1924 in de Brusselse Galerie Royale omvat maar liefst 104 titels. Bovendien wordt hij door grote internationale namen als Fernand Léger (1881 – 1955) en Marcel Duchamp (1887 – 1968) opgepikt. Als enige kunstenaar van de Zuivere Beelding wordt zijn werk in 1927 door de New Yorkse galerie Société Anonyme uitgekozen voor de International Exhibition of Modern Art. Servranckx behoort tot de Brusselse avant-gardebeweging. Hij schrijft bijdragen voor het tijdschrift 7 Arts en in 1922 schrijft hij samen met René Magritte het manifest L’art pur. Défense de l’esthétique. Bij de herontdekking van de historische avant-garde zal Servranckx in een polemiek terechtkomen over wie de eerste abstracte kunstenaar in België is. Bewijzen dat hij reeds in 1917 pionierswerk levert ontbreken, maar dat zijn geometrisch abstracte werken uit de jaren 1923 en 1924 van een indrukwekkende kwaliteit zijn, staat buiten kijf. 

Typisch voor zijn niet-figuratieve oeuvre is materiaalnabootsing en de suggestie van machinale beweging in sterk gestileerde vormen die dicht staan bij het Franse purisme. Servranckx geeft zijn werken neutrale titels (Opus gevolgd door een serienummer). Dit is volledig in lijn met de idee van  ‘collectieve kunst’. Hierbij staat het werk los van enig referentiekader en is het vrij te interpreteren vanuit zijn pure geometrische verschijning. Door het gebruik van op elkaar gestapelde vormen krijgt zijn werk vaak een collage-effect. 

In 1925 stopt Servranckx even met schilderen om zich toe te leggen op architectuur en design met onder andere zijn eigen atelier Kubistisch Huis en een bureauruimte in samenwerking  met Huib Hoste tijdens de Exposition Internationale des arts décoratifs in Parijs. Wanneer hij een jaar later terug zijn penseel ter hand neemt, neemt hij afstand van de constructivistische stijl en laat hij zeer diverse stijlvermengingen in zijn oeuvre toe. Zijn werk evolueert dan naar een abstract surrealisme waarbij organische elementen gecombineerd worden met geometrische vormen. In visionaire taferelen met biomorfe figuren experimenteert Servrankcx met nieuwe technieken en materialen. Het strakke design blijft echter deel van zijn beeldende uitdrukkingsmiddelen, zoals de muurschildering voor het Nationaal Instituut voor Radio-omroep die in 1936 veel aandacht krijgt. Na de Tweede Wereldoorlog zal hij terugkeren naar een formele abstractie en actief samenwerken met een nieuwe generatie abstract werkende kunstenaars zoals Jo Delahaut en Paul Van Hoeydonck (1925). Zijn internationale uitstraling groeit verder met als hoogtepunt zijn aanwezigheid, als enige Belgische abstracte kunstenaar, op de Internationale Wereldtentoonstelling van 1958 in Brussel.

 

1897

Victor Désiré Servranckx wordt geboren op 26 juni in Diegem bij Brussel

1913 – 1917

Servranckx volgt les aan de Académie Royale des Beaux-Arts et École des Arts Décoratifs in Brussel. Onder de medestudenten bevinden zich ook Marcel-Louis Baugniet (1896 – 1995), Pierre-Louis Flouquet, Karel Maes en René Magritte. Tegelijk werkt hij als hulptekenaar in de behangpapierfabriek Usines Peters-Lacroix (U.P.L.) in Haren bij Brussel. René Magritte wordt een collega tussen 1921-22.

1922

Neemt deel aan de tentoonstellingen in het kader van het 2e en 3e Kongres voor Moderne Kunst, in respectievelijk Antwerpen en Brugge.

Servranckx schrijft samen met Magritte het ongepubliceerd gebleven artikel, L’art pur. Défense de l’esthétique

1923

Naast de artikelen die hij schrijft voor 7 Arts, is hij betrokken bij de stand van de coöperatieve uitgeverij L’Equerre en het tijdschrift 7 Arts in de Salon de La Lanterne Sourde: Les arts belges d’esprit nouveau. De salon wordt georganiseerd in de Salle Manège van het Brusselse Egmontpaleis. 

Servranckx krijgt een grote eenmanstentoonstelling in de Brusselse Galerie Royale. In de expo wordt  een overzicht gegeven van zijn constructivistisch werk tussen 1921 en 1923 . Het succes van die tentoonstelling zorgt voor een doorbraak in het buitenland met exposities in Bielefeld, Boekarest en Parijs. 

1925

Legt zich toe op toegepaste kunst. Hij neemt deel aan de Exposition Internationale des arts décoratifs te Parijs en de gelijknamige expo in Monza, Italië. Daarnaast maakt hij kaftontwerpen en affiches in opdracht van Het Vlaamsche Volkstooneel.

La plastique pure. (Art constructif) – (art collectif) is een manifest dat als één van de laatste stuiptrekkingen van de Zuivere Beelding gezien kan worden. Het verschijnt in het tijdschrift La Nervie

1927

Servranckx wordt uitgenodigd om deel te nemen aan de tentoonstelling International Exhibition of Modern Art, een rondreizende expositie in de Verenigde Staten. Deze expo werd samengesteld door Marcel Duchamp en Katherine Dreier (1877 – 1952), voorzitster van de Société Anonyme. Na de tentoonstelling koopt zij in naam van de Société Anonyme het schilderij Opus 46 – 1922 (De stad). 

1928 - 1929

Buitenlandse solotentoonstelling in de Berlijnse Galerie Der Sturm. In eigen land exposeert hij in de galerie Le Centaure en krijgt een overzichtstentoonstelling in het Paleis voor Schone kunsten in Brussel.

Combineert zijn constructivisme met een surrealistische vormentaal.

1930 – 1934

Servranckx trouwt met Hélène Tyrmand. In 1938 wordt hun zoon Paul geboren. Na het overlijden van Hélène in 1965 zal Servranckx enkele dagen voor zijn dood hertrouwen met Angeline Turcksin.

Vanaf 1932 doceert Servranckx de avondcursus 'kunstgeschiedenis en kunstinitiatie' aan de Academie van Elsene.

1935 - 1937

Reist enkele maanden door Italië in het gezelschap van de kunstenaar Fernand Léger en de kunsthandelaar Léonce Rosenberg (1879 – 1947).

Servranckx geeft een lezing in het Stedelijk Museum van Amsterdam onder de titel Constructivisme en destructieve kunst.

Samen met o.a. Marcel Lempereur-Haut (1898 – 1986), Albert Gleizes (1881 – 1953) en Robert Delaunay (1885 – 1941) stelt hij tentoon in Praag, Den Haag en Boedapest met de groepstentoonstelling Les Artistes Musicalistes.

In de Eeuwfeestzaal op de Heizel in Brussel ontwerpt Servranckx de stand van het Nationaal Instituut voor Radio-omroep (N.I.R./I.N.R) voor het Radiosalon. Dit groot decor omvat 550 m² fresco. Fernand Léger schrijft een lovende brief die gepubliceerd wordt in het julinummer van Clarté in 1937.

1939 - 1945

Servranckx maakt een reis naar Cuba, Mexico en de VS. In Mexico maakt hij een portret van Diego Rivera (1886 – 1957). In de VS ontmoet hij voormalig  Bauhaus-docent László Moholy-Nagy (1895 – 1946) die hem een leerstoel aan zijn nog op te richten School of Design in Chicago aanbiedt. Servranckx keert echter terug naar Brussel.

Begin jaren 1940 maakt Servranckx verschillende assemblages (readymades). Er ontstaan ook abstract beschilderde tegels. Toch is zijn productie overwegend traditioneel met voornamelijk figuratieve landschappen en portretten.

In 1945 zal Constant Permeke (1886 -1952), net aangesteld als directeur van de Academie voor Schone Kunsten van Antwerpen, Servranckx een lesopdracht aanbieden. Door een machtsstrijd met de gecontesteerde voormalige directeur Isidoor Opsomer (1878 -1967) gaat dit plan niet door.

1946 -1965

Servranckx wordt één van de belangrijkste figuren uit de tweede golf van abstracte kunst die vanuit Parijs overwaait. In 1946 toont hij vroeg  werk in Galerie La Boétie tijdens de tentoonstelling Cubisme samen met o.a. Lipchitz, Metzinger, Picasso, Zadkine. In 1947 heeft hij een retrospectieve tentoonstelling  in het Paleis voor Schone Kunsten. Van 1948 tot 1953 wordt Servranckx opgenomen in de jaarlijkse Salon des Réalités Nouvelles. In 1954 neemt hij deel aan de XXIVe Biennale van Venetië.  Door Michel Seuphors toedoen is hij tevens aanwezig op het belangrijk overzicht 50 ans de peinture Abstraite in Galerie Creuze (1958).

Servanckx wordt opgenomen in de tentoonstelling 50 jaar Moderne Kunst op de Internationale Wereldtentoonstelling 1958 in Brussel.

Kort na zijn retrospectieve tentoonstelling in het Museum van Elsene overlijdt Victor Servranckx op 11 december 1965. 

 

Sergio Servellón

 

CC-BY-NC (Creative Commons 4.0)

Anvers-Bruxelles
Compositie in bruin
Compositie met schelpmotief
Fossiele bomen
Haven - Opus 2
Magie passionnée - Opus 7
Het offer van het zaad en van het bloed - Opus 27
Opus 1
Opus 1 - 1921
Opus 13
Opus 46
[Painted tile, to be looked at from all angles]

Jozef Peeters

Geboren 1895
- Dood 1960
Jozef Peeters, collectie Letterenhuis, Antwerpen (Archief van Jozef Peeters).
Biography

Jozef Peeters is één van de baanbrekers van de abstracte kunst in België. Net als Piet Mondriaan (1872 – 1944) evolueert Peeters via het postimpressionisme naar een symbolisme dat sterk onder invloed staat van de theosofie. Langzamerhand krijgen zijn stadsbeelden een sterk abstraherend karakter. Het ‘animeren van het vlak’ was van dan af het beeldend principe van Jozef Peeters’ Zuivere Beelding, de Belgische variant van de Nederlandse Nieuwe Beelding. In zijn schilderijen laat Peeters, naast een uitgebreid kleurenpalet, ook dynamische vormexperimenten toe. Hij onderscheidt zich hierdoor van de strikt horizontaal-verticale composities van de kunstenaars van De Stijl zoals Mondriaan. Naast kunstenaar was Peeters actief als promotor en organisator. Invloedrijk waren vooral zijn ideeën en theorieën over de Gemeenschapskunst. Abstractie was voor Peeters niet enkel een nieuwe beeldtaal, maar ook een nieuwe ethische houding die ten dienste moest staan van de maatschappij.

In september 1918 sticht Peeters, samen met academiegenoten Edmond Van Dooren  (1896 – 1965) en Jan Cockx (1891 – 1976), de Kring Moderne Kunst. Tijdens deze periode ontpopt hij zich tot dé voorman van de avant-garde in België. Onder zijn impuls zullen tussen 1920 en 1922 drie congressen georganiseerd worden. Het belangrijkste, het ‘2e Kongres voor Moderne Kunst’ (1922) wordt begeleid door een tentoonstelling met een indrukwekkende internationale delegatie met ronkende namen zoals Alexander Archipenko (1887 – 1964), Paul Klee (1879 – 1940) en Kurt Schwitters (1887 – 1948).

Op uitnodiging van Michel Seuphor zal Peeters als mededirecteur het van oorsprong Vlaamse strijdblad Het Overzicht omvormen tot een internationaal avant-gardeblad. Zo onderhoudt men  contacten met het Franse Manomètre en het Oostenrijkse MA. Hoogtepunt van deze periode vormt  het Vlaamse themanummer (maart  1924) dat Peeters en Seuphor voor Der Sturm samenstellen. In 1925 verdwijnt Het Overzicht om meteen vervangen te worden door De Driehoek waarvan Jozef Peeters en Edgard du Perron (1899 - 1940) de stichters zijn. 

Jozef Peeters is naast schilder ook actief als linosnijder, affiche- en textielontwerper. Hij beschildert gebruiks- en sierobjecten en meubilair. In 1926 haakt hij om familiale redenen af. Het wegvallen van deze woordvoerder van het constructivisme in België valt samen met de ineenstorting van de eerste golf van abstracte kunst in België. 

Tussen 1957 en zijn overlijden in 1960 neemt hij kortstondig de draad weer op wanneer hij door Jo Delahaut en de groep G58 herontdekt wordt. Samen met René Guiette (1893 - 1976) wordt Peeters erelid van de jonge neo-avant-gardegroep. De beschermde atelierflat van Peeters aan de Antwerpse Gerlachekaai kan, met zijn geometrische wandschildering en de zelf ontworpen bergmeubels, symbool staan voor het constructivistische samengaan van kunst en leven.

 

1895

Josephus Henricus Peeters wordt op 24 juli in Antwerpen geboren.

1909

Peeters studeert  aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen.

1914

Nadat hij atelier hield naast Floris Jespers (1889 – 1965) in Antwerpen, vestigt hij zich samen met Edmond Van Dooren in Burcht.  Schildert post-impressionistische landschappen en tekent politieke karikaturen.

Eerste ontmoeting met Paul Van Ostaijen (1896 – 1928).

1915 - 1917

Onder invloed van de theosofie schildert Jozef Peeters gestileerde portretten met geometrische vormen die symbolisch gebruikt worden. Peeters huwt met Pelagia Pruym.

1918

Jozef Peeters neemt deel aan de zomertentoonstelling van Doe Stil Voort in het Museum voor Schone Kunsten in Brussel. Hier ontmoet hij een deel van de latere metgezellen van de historische avant-garde in België, o.a. Felix De Boeck, Prosper De Troyer, Victor Servranckx en Albert Daenens (1883 – 1952). Een groot aantal van hen sluiten zich aan bij de Kring Moderne Kunst die Peeters sticht. 

Ontstaan van eerste abstraherende aquarellen, Fantaisies genaamd.

1919 - 1920

Peeters correspondeert met Filippo Marinetti (1876 – 1944) en Theo Van Doesburg (1883 – 1931). Van Doesburgs voordracht 'Klassiek, barok, modern’ wordt in februari 1920 door Peeters georganiseerd.  

Peeters wordt één van de twee ondervoorzitters bij de oprichting van het Syndicaat voor Kunstenaars.

Roger Avermaete (1893 – 1988) wijdt een eerste artikel aan Peeters in het blad Lumière

Op 10 en 11 oktober van 1920 organiseert Peeters samen met Huib Hoste het ‘Eerste Kongres voor Moderne Kunst’ in het Instituut Belpaire in Antwerpen. 

Ontwerpt affiches, maakt lino’s en schildert de eerste geometrisch abstracte werken.

1921

Geïnspireerd door de Arbeitsrat für Kunst lanceert Peeters het idee om een Antwerpse kunstenaarsraad op te richten met een sterke toenadering tot de toegepaste kunsten. Een jaar later publiceert Peeters het artikel ‘Over kunstenaarsraden’ in Vlaamsche Arbeid.

Peeters reist samen met zijn vrouw naar Parijs waar hij in contact komt met vooraanstaande kunstenaars zoals Piet Mondriaan, Albert Gleizes (1881 – 1953) en Fernand Léger (1881 – 1955). Op voordracht van deze laatste wordt Peeters lid van de Société des Artistes Indépendants in Parijs. Hij correspondeert onder meer met de redactie van Der Sturm, Frantisek Kupka (1871 – 1957) en J.J. Oud (1890 – 1963).

Uitgave van een map met 6 lino’s.

Op 1 december geeft Theo Van Doesburg zijn tweede Antwerpse lezing, ‘Tot Stijl’. Die avond ontmoet Peeters Fernand Berckelaers, de latere Michel Seuphor. Diezelfde maand publiceert Peeters zijn artikel ‘Gemeenschapskunst’ in Het Overzicht.

1922

Van 21 tot 23 januari organiseert Peeters in Antwerpen het ‘2e Kongres voor Moderne Kunst’. De lezingen vinden plaats in het Koninklijk Atheneum terwijl de internationale tentoonstelling te bezichtigen is in zaal El Bardo boven het Vlaams Huis op de Sint-Jacobsmarkt. Zijn ‘Inleiding tot de Moderne Plastiek’ wordt in september gepubliceerd in Het Overzicht.

Peeters neemt deel aan de Eerste Internationale Kunstausstellung in Düsseldorf.  

Van 30 juli tot 15 augustus vindt in Brugge het ‘3de Kongres voor Moderne Kunst’ plaats in samenwerking met de Wetenschappelijke congressen.

Peeters neemt formeel het co-directeurschap van het tijdschrift Het Overzicht op zich met bevoegdheid over de beeldende kunsten. Het eerste nummer onder zijn bewind bevat een lino van zijn hand en ook zijn tekst ‘Het Futurisme’.

Eerste individuele tentoonstelling in de Galleria Bragaglia in Rome.

1923

“Indrukken uit Berlijn” verschijnt in het mei-juni nummer van Het Overzicht. Hierin verhaalt Peeters over de rondreis die hij een jaar eerder met Seuphor ondernam. Tijdens die reis ontmoet hij Adolf Behne (1885 – 1948), László Moholy-Nagy (1895 – 1946), El Lissitzky (1890 – 1941) en Wassily Kandinsky (1866 – 1944).

In maart publiceert 7 Arts een lang artikel van Maurice Casteels (1890 – 1962) over Jozef Peeters. Hij wordt in december van datzelfde jaar uitgenodigd om deel uit te maken van de stand 7 Arts naast Felix De Boeck, Victor Servranckx, Pierre-Louis Flouquet en Karel Maes. De architect Victor Bourgeois (1897 – 1962) ontwerpt de stand.

Ontwerpt en realiseert decoratieve voorwerpen, tapijten, meubels en interieurs.

1924 

Peeters verhuist naar de Statiekaai 10 (nu Gerlachkaai). Hij blijft er tot aan het einde van zijn leven. Kort na deze verhuis worden zijn twee kinderen geboren. In de periode 1927-1937 richt hij het interieur in.

1937

Als zijn echtgenote ongeneeslijk ziek wordt, neemt Peeters de verzorging op zich. Hij schildert om in zijn levensonderhoud te voorzien traditionele landschappen en stillevens, soms onder het pseudoniem H. Angtze (hangt ze).

1953 - 1959

Dankzij een nieuwe generatie kunstenaars en kunstpromotors, zoals Jo Delahaut en Maurits Bilcke (1913 – 1993), worden de eerste abstracten herontdekt. Peeters wordt erelid van de groep G58 en sluit opnieuw aan bij zijn productie van abstracte werken van de jaren 1920.

1960

Jozef Peeters sterft op 10 september in het Stuivenbergziekenhuis in Antwerpen.

 

Sergio Servellón

 

CC-BY-NC (Creative Commons 4.0)

Olieverfschilderij IV
Map met 6 lino's
Het Overzicht: half maandeliks tijdschrift [voor] kunst, letteren, mensheid (kaft)
Vaas nr. 1
zonder titel
Abstracte compositie
Abstracte compositie nr. 1
Affiche voor het "8ste Groot Nederlandsch Studentenkongres"
Illustratie voor "Restjes van de dag" van Duco Perkens (E. du Perron)
Internationale Kunstaktie - Het Overzicht
Ontwerp voor het jaaromslag voor de nummers 13 tot 24 van de 2de reeks van "Het Overzicht"
Affiche van het Kongres voor Moderne Kunst / Atheneum Antwerpen

Georges Vantongerloo

Geboren 1886
- Dood 1965
Georges Vantongerloo, collectie Letterenhuis, Antwerpen (archief van Michel Seuphor)
Biography

Georges Vantongerloo is internationaal erkend als de belangrijkste abstracte kunstenaar en theoreticus uit België. Met werken in de collecties van onder andere het Centre Pompidou (Parijs), het Guggenheim Museum en het Museum of Modern Art (beide New York), het Philadelphia Museum of Art en het Kröller-Müller Museum (Otterlo) is hij dé ambassadeur van de Belgische abstractie. 

Strikt genomen behoort Vantongerloo niet tot de beweging van de Zuivere Beelding. Net als Marthe Donas start Vantongerloo zijn avant-gardistische periode in het buitenland. Hij begint als  beeldhouwer na een studie in Antwerpen en Brussel. Vervolgens wijkt hij uit naar Nederland tijdens WO I en komt er in contact met de kunstenaars van De Stijl, waarin hij een belangrijke rol zal spelen. Hij vestigt zich in Menton (Zuid-Frankrijk) en werkt in Parijs samen met Michel Seuphor aan de groepstentoonstelling Cercle et Carré (1930). Een jaar later richt hij Abstraction-Création met Auguste Herbin op. Vantongerloo wordt opgenomen in zowat alle belangrijke internationale tentoonstellingen van de jaren 1930-40: Cubism and Abstract Art in het MoMa (1936), Abstracte Kunst in het Stedelijk Museum van Amsterdam, Konkrete Kunst in de Kunsthalle van Basel (1944).

Vantongerloo, die zich vanaf 1917 toelegt op de abstracte vormentaal, neemt zich voor om de abstracte kunst aan wetten te onderwerpen waarbij hij een interesse ontwikkelt voor meetkundige verhoudingen en algebraïsche formules. Naast zijn kunstenaarspraktijk schrijft Vantongerloo ook theoretisch werk over zijn onderzoek. Vooral na het publiceren van zijn pamflet L’Art et son Avenir in 1924 zal hij met zijn geschriften nieuwe impulsen geven aan de geometrische abstractie. Zo onderwerpt hij bijvoorbeeld drie neoplasticistische werken van Piet Mondriaan (1872 – 1944) aan een analyse in het Franse tijdschrift Vouloir. Op die manier maakt hij de weg vrij voor zijn eigen ‘mathematische’ abstractie. 

Gedurende twintig jaar werkt Vantongerloo als schilder en beeldhouwer aan een oeuvre en beperkt zich daarbij tot horizontale en verticale lijnen. De driedimensionale vertaling van dit lijnenspel leidt hem naar architecturale concepten die hij zelfs tracht om te zetten in urbanistische projecten voor  bruggen en luchthavens. Nadat hij omstreeks 1937 afstand neemt van de rechte lijn in het voordeel van de gebogen lijn, blijven principes zijn werk bepalen, maar krijgt zijn werk een grotere lyrische vrijheid. Zijn laatste werken ogen fris en speels. Hij gebruikt nieuwe materialen, zoals plexiglas en plastic, en speelt met transparantie, kleur en lichtinval. Het gebruik van spiralen voert Vantongerloo’s onderzoek naar de ‘onmeetbare’ ruimte.

Ondanks de stempel die hij drukte op de ontwikkeling van de twintigste-eeuwse kunst, blijft Vantongerloo voor het groot publiek ‘dé grote onbekende’, zoals collega en protegé Max Bill hem al in 1962 noemde.

 

1886 

Franciscus Georgius Leonardus Vantongerloo wordt op 24 november in Antwerpen geboren.

1900 - 1909 

Studeert vanaf 1900 algemeen en tekenonderwijs aan de Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen. Vanaf 1903 volgt hij vier jaar de cursus beeldhouwkunst en werkt in het atelier van beeldhouwer Emile Jespers, vader van medestudent Oscar. 

Verhuist in 1905 naar Brussel, waar hij zich aan de Académie des Beaux-Arts inschrijft. Vervult zijn legerdienst van 1906 tot 1909. 

1909 - 1914 

Vantongerloo overleeft door middel van beurzen, waaronder een werkbeurs van het koninklijk hof. Vanaf 1911 exposeert hij figuratieve sculpturen in tentoonstellingen in Charleroi, Luik en Brussel. In 1914 neemt hij deel aan de Algemeene Wereldtentoonstelling in Gent met Portret van M. J..

Na de inval op 4 augustus 1914 van het Duitse leger wordt Vantongerloo gemobiliseerd. Hij raakt gewond bij een gasaanval en wordt in oktober 1914 ontslagen uit het leger. 

Ontsnapt naar Nederland. Hij woont achtereenvolgens in Wassenaar en Den Haag.

Neemt deel aan de alternatieve salons die de Belgische overheid organiseert voor kunstenaars in ballingschap. Vantongerloo krijgt verschillende lovende recensies voor zijn portretten.

1915 - 1917 

Leert in Den Haag via Willem Paerels futurist Jules Schmalzigaug kennen in het Comité Belge. Vantongerloo blijft conventionele werken maken voor de Belgische elite in ballingschap en de Nederlandse burgerij. Heeft zijn eerste eenmanstentoonstelling. 

Leert het futurisme en de theorieën van Filippo Tommaso Marinetti (1876 – 1944) kennen via Schmalzigaug. Kort daarna pleegt die laatste zelfmoord.

Geraakt betrokken bij een dispuut met zijn aanstaande schoonvader. De ruzie escaleert en resulteert in een gevangenisstraf. Na zijn vrijlating krijgt Vantongerloo een tweede solotentoonstelling met sculpturen en schilderijen. Op 28 november 1917 trouwt hij met Tine (Woutrina) Kalis.

1918 - 1922 

In maart 1918 leert Vantongerloo de publicatie De nieuwe beweging in de schilderkunst van Theo Van Doesburg kennen. Meteen hierop bezoekt Vantongerloo Van Doesburg (1883 – 1931).

Begint aan zijn theoretische geschriften. Een eerste versie van Science et Art, een artikel dat in juli 1918 verschijnt in De Stijl,  onder de titel Réflexions. In de reeks  teksten die hij voor De Stijl maakt (1918 – 1920) zweert hij de de figuratie af ten voordele van de abstracte esthetica.

Toont het abstracte beeld Construction dans la sphère op de expositie Belgische Moderne Kunst in het Stedelijk Museum van Amsterdam (eind 1918). Het werkt wordt later geruild met een werk van Van Doesburg.

Na de Wapenstilstand verhuist het echtpaar Vantongerloo naar Brussel. Schrijft de eerste hoofdstukken van L’art et Son Avenir en begint zijn ideeën over kleuren te bundelen. Hij bezoekt Gino Severini in 1919 in Parijs en correspondeert nadien met hem.

In december 1919 publiceert De Stijl twee werken van Vantongerloo, Construction des rapport des volumes. Ze krijgen haast onmiddellijk een iconische status dankzij de verspreiding door Van Doesburg. Vantongerloo leidt Van Doesburgs lezing Classique-Baroque-moderne in Antwerpen in (19 februari 1920). Het is het startschot van de Zuivere Beelding in Vlaanderen.

Verhuist om gezondheidsredenen naar Menton (Zuid-Frankrijk). Op doorreis ontmoet hij Piet Mondriaan voor de eerste keer. Stort zich nu op een wiskundestudie.

1923-1927 

Publicatie van L'Art et son Avenir in 1924, een editie van De Sikkel Uitgeverij in Antwerpen. Is gedurende enkele jaren vooral bezig als theoreticus.

Michel Seuphor verblijft enkele weken bij het echtpaar Vantongerloo in Menton. In 1927 zorgt een conflict tussen Van Doesburg en Mondriaan voor een breuk met Van Doesburg.

1928- 1946

Vantongerloo verhuist van Menton naar Parijs, waarna hij in 1930 samenwerkt met Seuphor, Mondriaan en Luigi Russolo (1885 – 1947) aan de Cercle et Carré-tentoonstelling in Galerie 23. In 1931 wordt  hij vicepresident van de kunstenaarsvereniging Abstraction-Création, een functie die hij bekleedt tot 1936. 

Ontwikkelt een sterke interesse voor architectuur en stedenbouw. Correspondeert met de Belgische premier Henri Jaspar betreffende een brugproject voor de verbinding van de Scheldeoever in Antwerpen.  Zijn modellen van bruggen en een luchthaven worden tentoongesteld bij onder andere Cercle et Carré en L’Art mural in 1935.  

Vantongerloo’s titels veranderen van insteek. Gaandeweg verschuiven de referenties van  meetkundige schema’s naar algebraïsche formules. Naar het einde van zijn leven toe gaan algemene omschrijvingen, zoals Variantes of Courbes, primeren. De invoering van de curve in zijn schilderijen vanaf 1937 stelt hem in staat om een meer open ruimte te creëren.

Vanaf 1929 wordt Vantongerloo opgenomen in vele belangrijke tentoonstellingen en vindt hij aansluiting met de nieuwe generatie abstract werkende kunstenaars. Enkele voorbeelden: Abstrakte en Surrealistische Malerei und Plastik (Kunsthaus Zürich, 1929), AC Internationell Utställning av Post-Kubistik Konst (1930, Stockholm), L'Art Mural (Parijs,1935), Cubism and abstract Art (Museum of Modern Art, New York, 1936), Kunsthalle Basel (1937), Abstrakte Kunst (Stedelijk Museum Amsterdam, 1938), Art Non-Objectif (Galerie Charpentier, Parijs, 1939) en 1er Salon des Réalités Nouvelles (Parijs, 1946).

1949 -1964

Na WO II is Vantongerloo zeer productief. Hij stelt 60 werken tentoon, samen met Max Bill (1908 - 1994) en Antoine Pevsner (1884 – 1962) in het Kunsthaus Zürich. 

Weigert deel te nemen aan de tentoonstelling De eerste abstrakten in België van de groep G 58 in het Antwerpse Hessenhuis. Hij distantieert zich ook van Seuphors boek Abstracte kunst in Vlaanderen (1963).

Gebruikt voor de eerste keer plastic en plexiglas.

Vantongerloo wordt opgenomen in een reeks overzichtstentoonstellingen zoals Konkrete Kunst- 50 Jahre Entwicklung (Helmhaus, Zürich). Neemt deel aan de Biënnale voor Beeldhouwkunst in Parijs in 1960 en krijgt in 1962 een retrospectieve tentoonstelling in de galerie Marlborough Fine Art in Londen.

1965 

Vantongerloo overlijdt in Parijs op 5 oktober 1965.

 

Sergio Servellón

 

CC-BY-NC (Creative Commons 4.0)

Construction dans la sphère 2 (Constructie in de bol 2)
Elément indéterminé (Onbepaald element)
Des écliptiques, un soleil de notre galaxie avec deux de ses planètes (Zonnebanen, een zon van onze melkweg met twee van haar planeten)
Studie nr. III
L'Art et son Avenir (kaft)
Studie I, Brussel

Felix De Boeck

Geboren 1898
- Dood 1995
Felix De Boeck, collectie Mu.ZEE Oostende.
Biography

De autodidact en boerenzoon Felix De Boeck kent een apart artistiek traject. Aangemoedigd door Prosper De Troyer (1880 – 1961) ruilt De Boeck vanaf 1917 het postimpressionisme voor een expressief  fauvisme en futurisme. Tijdens de laatste jaren van de Eerste Wereldoorlog exposeert De Boeck in Brussel met de groep Doe Stil Voort, waar hij kennis maakt met andere jongeren, zoals Jozef Peeters en Victor Servranckx. In 1919 komt hij in contact met Pierre-Louis Flouquet (1900 – 1967) en de gebroeders Bourgeois. Pierre (1898 – 1976)  is dichter en Victor Bourgeois (1897 – 1962) is architect. Die laatste leert De Boeck kennen in het Brusselse Centre d’Art, waar hij in 1920 een voordracht van Theo Van Doesburg (1883–1931) over de Nieuwe Beelding en De Stijl bijwoont. 

De Boeck schildert geometrische en circulair abstracte maskers als reactie tegen de economische en sociale ontreddering van de Eerste Wereldoorlog en de wil om ‘een nieuwe wereld te bouwen’. Zijn werk evolueert gedurende een korte periode (1919 – 1921) naar de abstractie via extreme stilering van de maskers en de landschappen. Al snel zal het zuivere tweedimensionale plaatsmaken voor dieptewerking  die gesuggereerd wordt door een spel van diagonalen en degradaties van kleuren. De abstracte ruimte die zo ontstaat, met veelal een nadruk op het centrale punt, wordt een terugkomend mystiek element in zijn hele oeuvre. In 1923 krijgt De Boeck een rijk geïllustreerd artikel in de twee avant-gardetijdschriften van België, 7 Arts en Het Overzicht.

Na 1925 wordt De Boeck lid van de groep L’Assaut, waar hij naast onder anderen Jean-Jacques Gailliard, Servranckx en Flouquet de nadruk legt op de link tussen de beeldende kunst en het theater. Vanaf 1930 wordt zijn werk uitgesproken figuratief, waarbij filosofische en religieuze thema’s symbolisch aan bod komen. Zijn figuratie wordt, in de lijn van Boleslas Biegas’ (1877-1954) ‘sphérisme’, gekenmerkt door een cirkelvormige opbouw en het gebruik van een passer. Onder invloed van Desiderius Lenz’ (1832 - 1928) school van Beuron zal hij doorheen heel zijn oeuvre de geometrie gebruiken voor het maken van geïdealiseerde portretten en landschappen. Na het uiteenvallen van de abstracte beweging blijft De Boeck in contact met kunstenaars en schrijvers zoals Herman Teirlinck en Maurice Carème. 

Zijn hoeve in Drogenbos, die reeds in de jaren 1920 druk bezocht werd door onder anderen Frits Van den Berghe en Albert Daenens, wordt een trekpleister voor oude en nieuwe contacten. Dit blijft zo tot aan het einde van zijn leven. Zoals veel van zijn generatiegenoten zal hij in de jaren ’60 teruggrijpen naar de abstractie, wanneer de pioniers van de stroming herontdekt worden. Pas tijdens zijn laatste levensjaren (1980 – 1995) zal hij met de thema’s Ruimte en Begin en Eindpunt een synthese tot stand brengen die abstract van aard is. 

 

1898    

Felix Henricus Constantinus De Boeck wordt op 12 januari geboren in Drogenbos, in een familie van landbouwers. 

1909 - 1915

De Boeck komt in contact met Pol Craps (1877 - 1939), een etser uit Drogenbos, die hem leert tekenen. Louis Thévenet (1874 - 1930), een van de streekschilders die gerekend worden tot het Brabants fauvisme, brengt hem na zijn humaniora in contact met olieverf.

1917 - 1918

De Boeck wordt lid van de kunstkring Doe Stil Voort. Hij neemt deel aan de zomertentoonstelling in het ‘Museum der Hedendaagsche schilderijen’ in Brussel, waar hij fauvistisch werk toont. De Boeck komt in contact met De Troyer, die hem verder introduceert in de moderne kunst, met name het futurisme. De Boeck evolueert in de richting van de Zuivere Beelding.

1919 - 1921    

De Boeck maakt kennis met de Brusselse avant-garde in Le Centre d’Art. Daarnaast heeft hij contact met Michel de Ghelderode (1898 - 1962) en Jan Boon van het Vlaams Volkstoneel. 

Wordt in oktober 1920 lid van de Kring Moderne Kunst naast onder anderen Karel Maes, De Troyer, Joris Minne (1886 - 1941), en Huib Hoste. Hij woont de voordracht bij over de Nieuwe beeldende kunst door Theo Van Doesburg. Gedurende een jaar werkt De Boeck strikt geometrisch.

Edouard Leon Theodore Mesens (1903 - 1971) is musicus, schilder en dichter en bezoekt met Wies Moens (1898 - 1982) het atelier van De Boeck. Moens voert  een intense correspondentie met de kunstenaar en schrijft  een artikel over diens werk in het tijdschrift Pogen.

1922

De Boeck sympathiseert met en sluit  zich aan bij de groep '7 Arts'. De stichters zijn: architect Victor Bourgeois, dichter Pierre Bourgeois, toondichter Georges Monier (1892 - 1973) en kunstschilders  Pierre-Louis Flouquet en Karel Maes. De Boeck neemt deel aan het door Jozef Peeters georganiseerde 2de Congres voor Moderne Kunsten in Antwerpen.

1923 - 1925    

Neemt deel aan de groepstentoonstelling Les Arts Belges d'esprit nouveau in het Egmontpaleis in Brussel. Dit is een organisatie van de groep La Lanterne Sourde. 

Het bevolken van dieren en insecten in zijn abstracte landschappen geeft het startpunt aan van wat later de Genesis-reeks zal heten. Op 24 mei 1924 treedt De Boeck in het huwelijk met Marieke Van Breetwater. Het koppel verliest vier kinderen. 

De Boeck is de medestichter van L'Assaut en neemt deel aan de Salons in Brussel, Parijs en Milaan.

1927     

Eerste individuele tentoonstelling in Zaal Delgay (Koningsstraat 138, Brussel). In 7 Arts verschijnt van Flouquet een artikel waarin hij de verbondenheid met de natuur, de gevoelsmatige aanleg en de beginselvastheid van De Boeck onderstreept.

Groepstentoonstelling L'Art belge in het Musée de Grenoble. Het museum verwerft een werk uit de reeks Omtrent een geboorte

1930 - 1953

Hoewel hij uiterst productief blijft, zal De Boeck gedurende tweeëntwintig jaar weinig exposeren.. De Boeck is immers sinds 1925 financieel onafhankelijk dankzij zijn landbouwpraktijk. 

Wordt uitgenodigd voor de Internationale tentoonstelling voor Moderne Kunsten in het kader van de wereldtentoonstelling in Brussel (1935). 

Krijgt in 1952 een eerste retrospectieve tentoonstelling in Galerij Georges Giroux (Regentlaan 43,  Brussel). Tijdens die gelegenheid wordt het boek Felix De Boeck van Jan Walravens gepresenteerd.

Neemt in 1953 deel aan de groepstentoonstelling Troisième Salon d'Art Sacré in het Museum van Moderne Kunsten in Parijs.

1956 - 1963     

Individuele tentoonstelling en comeback met fluorescerende werken, getiteld Peinture expérimentales in Galerij Saint-Laurent in Brussel. Herneemt geometrische en abstracte thema’s op klein formaat. Groepstentoonstelling

De eerste abstracten in België - Hulde aan de pioniers in het G 58 Hessenhuis in Antwerpen.

1964 - 1981

Groepstentoonstelling met de collectie van de Bank van Parijs en de Nederlanden in het Stedelijk Van Abbemuseum in Eindhoven in 1965. 

Krijgt een grote retrospectieve tentoonstelling in het Museum voor Schone Kunsten in Elsene. Voorstelling van een tweede monografie door criticus Jan Walravens.

In 1969 opent het Felix De Boeckmuseum op de zolderverdieping van het gemeentehuis in Drogenbos. Officiële schenking van een 70-tal werken aan het Ministerie van Cultuur op 22 maart 1972. 

In de jaren 1970 wordt De Boecks werk getoond in internationale groepstentoonstellingen van onder andere Galerie Gmurzynska (Keulen) en Gallery Annely Juda Fine Art (Londen). 

De Boeck krijgt een individuele tentoonstelling, Van Punt tot Cirkel, in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België in Brussel.

1988

Ontvangt de Staatsprijs voor Beeldende Kunsten.

1994 - 1995     

De symbolische eerste steen van een museum wordt gelegd door Hugo Weckx, Vlaams minister van Cultuur en Brusselse aangelegenheden in aanwezigheid van federaal premier Jean-Luc Dehaene. Het modern museumgebouw opent in 1996 op de gronden van Felix De Boeck. 

Felix De Boeck overlijdt op 18 januari 1995 in Sint-Agatha-Berchem.

 

Sergio Servellón

 

CC-BY-NC (Creative Commons 4.0)

Abstract
Abstract
Abstract
Abstracte nachtlichten
Abstract landschap
Abstract - De pier
Begin en einde
Hemellichaam
Ruimte
Witte zon
Nachtlichten

Pierre Alechinsky

Geboren 1927
Pierre Alechinsky, collectie Letterenhuis, Antwerpen.
Biography

Geen biografie voorhanden.