Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog week Georges Vantongerloo uit naar Den Haag. In korte tijd vond hij aansluiting met de Nederlandse avant-garde en onderhield hij contacten met gelijkgezinde kunstenaars, in de eerste plaats met Theo van Doesburg. In november 1918 ondertekende hij als enige Belgische kunstenaar het manifest van De Stijl, naast onder meer Piet Mondriaan en Van Doesburg. Zijn eerste abstracte werken waren sculpturen. Parallel zocht hij in de schilderkunst naar de ruimtelijke mogelijkheden van kleur.
In tegenstelling tot de meeste kunstenaars van De Stijl, die uitsluitend de primaire kleuren gebruikten – blauw, rood, geel –, introduceerde Vantongerloo secundaire kleuren in zijn geschilderde werk. Het schilderij Studie nr. III is een van de vroegste voorbeelden daarvan. Het illustreert zijn kleurentheorie, waarin hij zeven hoofdkleuren vastlegde: rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo en violet. Daarnaast onderscheidde hij vijf overgangskleuren, zijnde oranjerood, oranjegeel, blauwgroen, indigoblauw en indigoviolet. Samen maken dat niet toevallig twaalf kleuren, waarmee Vantongerloo zijn kleurenpalet verbond met het twaalftoonstelsel in de muziek. Het schilderij heeft het kenmerk van een experiment, waarin de door Vantongerloo ontwikkelde kleurentheorie in de praktijk is omgezet.
Studie nr. III
Kunstenaar
Datering
1920
Collectie
Inventarisnummer
2009-B
Materiaal
caseïne, paneel
Afmetingen
22.5 cm x 30 cm
Trefwoord
CC BY (Creative Commons 4.0)