Phil Mertens, La Jeune Peinture Belge: 1945 - 1948, Brussel 1975.

Ruwweg kan het einde van de historische avant-garde gesitueerd worden rond 1929, op het moment dat de financiële markten door speculatie wereldwijd ten onder gaan. De productie uit de jaren 1930 wordt gekenmerkt door eclecticisme samen met een behoudsgezinde terugkeer naar de traditionele figuratieve kunst. Het duurt vervolgens twintig jaar vooraleer de abstracte kunst opnieuw in de Belgische kunstscène verschijnt.  De herontdekking van de abstracte taal gebeurt eerder aarzelend, waarbij de invloed van het buitenland druppelsgewijs België binnensijpelt. De beweging van La Jeune Peinture Belge speelt hierin een belangrijke rol.

Robert Delevoy organiseert in 1944, in het verlengde van het jaarlijkse salon Apports in de galerie Apollo, een tentoonstelling  waarbij de nieuwe tendensen in België worden getoond. Samen met de energieke advocaat René Lust richt Delevoy in 1945 de vzw La Jeune Peinture Belge op ter ondersteuning van een nieuwe generatie kunstenaars. Naast James Ensor (1860 – 1949) als ere-voorzitter, zetten mecenassen en kunstverzamelaars zich in voor een dertiental kunstenaars onder wie Jan Cox, Anne Bonnet, Gaston Bertrand, Rik Slabbinck (1914 – 1991) en Louis Van Lint. Na het overlijden van René Lust in 1948 houdt de beweging op te bestaan. In die korte periode drukte de beweging haar stempel op het naoorlogse ontwaken van de Belgische kunst. Dankzij een hele rist internationale tentoonstellingen (onder andere in Parijs in 1946, in de Svensk-Franska Konstgallerie in Stockholm en in Zurich in 1947) komt een nieuwe generatie in contact met de nieuwste ontwikkelingen. 

Door de grote verscheidenheid van kunstenaars is het moeilijk om La Jeune Peinture Belge stilistisch onder één noemer te plaatsen. Zo evolueert het werk van Roger Somville (1923 – 2014), Edmond Dubrunfaut (1920 – 2007) en Louis Deltour (1927 – 1998) onmiskenbaar naar het realisme. Toch tekent zich langzaam een nieuwe aansluiting naar een milde vorm van modernisme af, waarbij  een vrijere toets soms de abstracte schilderkunst benadert zoals in het lyrisch werk van Jean Milo (1906 – 1993) en Mig Quinet (1906 – 2001). Het is uiteindelijk Jo Delahaut die in 1947 het enige echte abstracte schilderij toont tijdens de overzichtstentoonstelling van de groep in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel. Delahaut zal na deze passage in de Jeune Peinture Belge de grote motor worden achter de terugkeer van de geometrische abstracte kunst in België met de groeperingen Art Abstrait en Formes.

 

Sergio Servellón

 

CC-BY-NC (Creative Commons 4.0)