Geboren 1896
- Dood 1928
Paul van Ostaijen
Biography

Leopold Andreas van Ostaijen is de zevende en laatste zoon van de geëmigreerde Nederlander Hendrik Pieter van Ostaijen, rentenierend loodgieter, en de Vlaamse Maria Antoinetta Berben-Engelen. Na mislukt te zijn op drie middelbare scholen, gaat hij naar het Koninklijk Atheneum in Antwerpen. Daar neemt hij deel aan de vereniging van Antwerpse atheneumleerlingen, de Vlaamsche Bond. Op zijn 18de verlaat hij de school, zonder diploma, en vindt een paar maanden later een baantje als klerk op het Antwerpse stadhuis. 

Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog vlucht de familie Van Ostaijen voor korte tijd naar Nederland. Eenmaal terug stort de dichtende klerk zich (weer) in het culturele en uitgaansleven, waar hij schilders en andere schrijvers leert kennen. 

Als journalist werkt Van Ostaijen mee aan bladen als Carolus, Vlaamsche Gazet, Het Tooneel, De Antwerpse Courant, Ons Land en De Goedendag. Hoewel hij zich aanvankelijk gematigd betoont, zijn er in zijn journalistieke stukken al snel radicale flamingantische geluiden te horen. Tijdens de oorlogsjaren zou hij op politiek vlak radicaliseren. 

In april 1916 verschijnt zijn eerste dichtbundel, Music-Hall, met bekentenispoëzie, maar ook met nieuwe, levendige gedichten die het moderne leven weten te vatten. De bundel kent veel succes, en na Music-Hall wordt hij beschouwd als de modernste Vlaamse dichter. 

Twee jaar later, niet lang voor de wapenstilstand, verschijnt Het sienjaal. De bundel bevat humanitair-expressionistische poëzie, deels geschreven onder invloed van het werk van jonge Duitse expressionistische dichters. Ook de Vlaamse Beweging blijft een grote rol spelen in Van Ostaijens poëzie. Niet lang hierna wijkt Van Ostaijen met zijn vriendin Emma Clément uit naar Berlijn: hij moet nog een straf uitzitten voor het uitfluiten van kardinaal Mercier tijdens een processie in Antwerpen in 1917. Bovendien had hij aan activistische tijdschriften meegewerkt en was hij in 1918 kandidaat om tweede in rang te worden van de Vlaamsche Rijkswacht. 

Berlijn wordt voor Van Ostaijen een beproeving; tegelijkertijd is hij er literair erg productief. Op persoonlijk vlak maakt hij een crisis door. De activisten hebben de strijd verloren. De Duitse novemberrevolutie mislukt bijna letterlijk onder zijn raam. Zijn relatie loopt stuk en de armoede en het zelfgekozen ballingschap maken het leven niet gemakkelijker. 

Hij verwerkt de oorlogsjaren en zijn persoonlijke crisis in poëzie die anders van toon en vorm is dan zijn eerdere gedichten. Tussen 1919 en 1921 komen Bezette Stad en het onuitgegeven manuscript De Feesten van Angst en Pijn vrijwel simultaan tot stand. Het nihilisme, de typografie en de dada, het moderne stadsleven, de oorlog, reclameslogans, films, het christendom, hogere en langere kunsten krijgen allemaal een plek in deze poëzie. 

Van Ostaijen schrijft in Berlijn ook grotesken, het filmscenario De bankroet jazz en essays en kritieken die in onder meer het tijdschrift Ruimte worden gepubliceerd. 

In 1921 keert Van Ostaijen terug naar Vlaanderen. Hij meldt zich bij de autoriteiten, krijgt amnestie, maar komt niet onder zijn uitgestelde dienstplicht uit. Hij maakt ruim een jaar lang deel uit van het Belgische bezettingsleger in Duitsland, in Issum, en maakt opnieuw een zware crisis door. Twee jaar lang schrijft hij vrijwel niets. 

In 1923 keert Van Ostaijen terug naar huis. Een jaar later wordt hij verkoper in boekhandel Iris en begint hij gedichten te publiceren die hij later wil verzamelen in een bundel onder de titel Het eerste boek van Schmoll. In 1925 verhuist hij naar Brussel om er een kunsthandel te beheren. Hij houdt enkele lezingen over schilderkunst en lyriek en leert Gaston Burssens en Eddy du Perron kennen. Hij schrijft klankrijke en speelse gedichten die hij onder de noemer 'zuivere lyriek' plaatst. 

Toen er longtuberculose bij hem wordt vastgesteld, krijgt hij een inzinking. In 1927 verblijft hij even in Viersel in de Kempen tot er plaats is in het particuliere sanatorium Le Vallon in Miavoye-Anthée. Tijdens zijn verblijf daar blijft hij literair productief. Hij blijft meewerken aan Vlaamsche Arbeid en richt samen met Burssens en Du Perron het tijdschrift Avontuur op dat evenwel maar kort bestaat, mede vanwege het overlijden van Van Ostaijen op 18 maart 1928. 

Tegenwoordig ligt Van Ostaijen op het ereperk van het Antwerpse Schoonselhof, onder een door Oscar Jespers vervaardigd monument, dat een engel voorstelt die zijn oor te luisteren legt op het graf van de dichter. 

 

Bron: Paul van Ostaijengenootschap (www.paulvanostaijen.be)